In de Haagse schilderswijk vond afgelopen donderdagavond en voor wat de stad betreft in successie een antisemitisch joelfeest plaats waarbij de politie ook deze keer toekeek en zelfs passief bleef toen de vrije nieuwsgaarders bedreigd werden. Waarschijnlijk ter lering ende vermaak en in opdracht van burgemeester Jozias van Aartsen, hielden ze hun handen in de zakken gestoken. Toch is dit incident niet vreemd aan Den Haag.
Den Haag kwam de twijfelachtige eer toe als eerste naoorlogse stad een burgemeester aan het stadsroer te hebben die een onderduikende Joodse familie in levensgevaar bracht en die dien ten gevolge daarvan omgebracht werd. Niettemin kon Frans Schokking van november 1949 tot juli 1956 burgemeester van de stad blijven en daarna zijn carrière vrolijk voortzetten. Niet zo vreemd omdat degene die de taak opgelegd kreeg oorlogsdelinquenten op te sporen met zijn Bureau Nationale Veiligheid zelf niet zuiver op de graat was; hij was tijdens de bezettingsjaren een van de drie oprichters van de fascistische Nederlandse Unie, die de Nieuwe Orde erkende.
Den Haag was bovendien één van de steden waar de zuivering van de foute politie niet voltooid kon worden. In die stad kregen burgers slechts drie dagen de tijd de collaborerende en/of Jodenjagende agenten bij de korpsleiding aan te geven. Wat in de chaos van de bevrijding en het navrante feit dat alle overlevenden van de Holocaust nog niet terug uit internering waren, en de minder gelukkigen helemaal nooit aangifte konden doen, dus ondoenlijk was. Drie dagen de tijd krijgen om aangifte te doen van wat zich over vijf bezettingsjaren afgespeeld heeft, was er dan ook de oorzaak van dat een onbehoorlijk aantal foute politiebeambten, waaronder ook de zogenoemde Schalkhaarders na de oorlog gewoon weer aan de slag kon.
Binnen het politieapparaat was dus nog aanzienlijk grofvuil actief. Of dát echter de reden was dat aangifte doen van grove uitingen van antisemitisme geen kans maakte, weet ik niet. Maar persoonlijk was ik getuige van verscheidene schrijnende gevallen in de beginjaren vijftig tot en met de jaren zeventig van antisemitisme, die om wonderlijke redenen uit de politiedossiers verdwenen dan wel niet vervolgd werden, dan wel heel er gemakkelijk in het bakje sepots terechtkwamen.
In de straat waar ik in de jaren vijftig en zestig woonde waren enkele families actief met het plegen van antisemitische uitingen. Van het stereotiepe “rotjood” tot en met het “ze hebben je vergeten te vergassen” van volwassenen tegen nota bene een kind, leidde ruim tien jaar na de Tweede Wereldoorlog niet tot vervolging.
Een duo rechercheurs, kwam ons ter ore via een toevallige getuige van dit voorval, had bij een van de beklaagde families zelfs gezegd Dat de joden altijd wat hebben. Het tegen een kind roepen dat ze het hebben vergeten te vergassen, werd dus niet vervolgd. In die straat bleek een der aanstichters van het antisemitisme nieuwe bewoner te zijn. Met name de heer K. vond er genoegen in voor het venster met de vinger haakneusbewegingen te maken, antisemitische zinnetjes te roepen en zijn buurtgenoten te vergiftigen.
Het was dan ook wrang toen ondergetekende op dertienjarige leeftijd op het politiebureau geroepen werd wegens het beledigen van een nette medeburger, die o arrogantie ten top, het niet pikte dat zijn antisemitisme beantwoord werd. De vraag, waarom de plegers van het antisemitisme niet ten burelen geroepen werden, bleef dan ook zonder antwoord in de vieze lucht van Den Haag hangen.
Dat de heer K. zelf kort daarop toch nog de landelijke pers zou halen was niet vanwege zijn antisemitisme, maar omdat hij zijn werkgever voor grote bedragen bestolen had en op de vlucht richting DDR opeens bedacht dat hij als ex-priester en ex-SS’er het in dat land waarschijnlijk zeer moeilijk zou krijgen, en dus toch maar uit de trein stapte. Waarom een oud-SS’er die na de oorlog in recidive ging met zijn antisemitisme geen haarbreed in de weg gelegd werd, is voor mij tot op heden raadselachtig. Maar legpuzzels voltooi je pas als er nog maar enkele stukjes liggen.
Ruim 10 jaar later zou zich een ander vreemd feit voordoen. Mijn vader bezat de eigenaardige vaardigheid gezichten uit een dramatisch verleden nooit meer te vergeten. En dat bleek wederzijds want de gewezen SD’er en willige medewerker van de bezetter Van L., die in het Durgangslager Westerbork behulpzaam was passagiers richting Auschwitz en Sobibor te krijgen, herkende mijn vader ook. En dat werd in de vroege jaren zeventig het begin van een reeks intimidaties door Van L. Met zijn Duitse herder en een paar alte Kameraden riep hij al provocerend bij mijn vader herinneringen op aan de tijd dat mijn familie in dat kamp handenwringend en tandenknarsend op de laatste reis wachtte.
Over Van L. wist mijn vader dat hij betrokken geweest zou zijn bij fusillades en mishandelingen, maar of hij er ooit voor veroordeeld was, kon mijn vader niet achterhalen. Noch bij het toenmalige Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, noch bij dr. Loe de Jong, noch bij Lodewijk de Beaufort die vanwege het feit dat journalisten in die dagen wél oorlogsmisdadigers konden vinden waar justitie op de handen bleef zitten, in allerijl aangesteld werd om haast te maken met de zoektocht naar deze gruwels van de Tweede Wereldoorlog.
Veroordeeld voor zijn wandaden in bezettingstijd of niet, voor de mishandeling van mijn vader en de antisemitische tirade op die avond in de jaren zeventig werd Van L. zeker niet veroordeeld, want de aangifte bleek om een raadselachtige reden terzijde gelegd te zijn. Het leerde in ieder geval dat je in Den Haag en zoveel jaar na de Tweede Wereldoorlog maar beter geen aangifte van antisemitisme kon doen, tenzij je de kwelling voor jezelf nog groter wilde maken. Van de ongeveer vijftig gevallen waarmee ik vanaf mijn kindsjaren zelf geconfronteerd geweest ben, heb ik dan ook nimmer aangifte gedaan.
Na 1945 en een nie wieder was de eerste stad waar, in tegenstelling tot wat sommigen denken niet het Amsterdam van Job Cohen, maar het Den Haag van de toenmalige burgemeester Wim Deetman dat een Jood buiten de stadspoorten liet jagen. Deetman liet toe dat keppeldrager Marc Kalmann dertien jaar geleden door de prille voorgangers van ISIS, de stad uitgejaagd werd. En nadat gedaan werd alsof de man alles maar dan ook alles uit zijn duim gezogen had, viel de gehele Nederland pers erover om er een gevalletje Croiset van te maken. Tot een Marokkaanse welzijnswerker toegaf van zeker één zo’n geweldsincident tegen Kalmann getuige te zijn geweest. Maar dat pas nadat Kalmann uit Nederland vertrokken was.
Nu kwamen in die dagen wel vaker zaakjes aan het licht die om allochtonen (maar lees moslims) niet te stigmatiseren verduisterd werden. Dat in Den Haag moslims een tweede antisemitisch joelfeest konden houden, valt daarom op te vatten als symptomatisch verschijnsel in een lange reeks.
Dat deze keer Jozias van Aartsen een vuile rol speelt en zich liever niet bezighoudt met de dreiging die van het moslimextremisme uitgaat, maar zich daarentegen graag ontfermt over kleine overtredingen zoals een kapot achterlicht, was al duidelijk.
Hoewel hij steen en been klaagde over zijn te kleine politiële bemanning in de strijd tegen de criminaliteit, werd die in de vroege duisternis in de winter wel ingezet voor achterlichtrazzia’s, maar kwam de politie handen te kort de criminaliteit aan te pakken. En dat terwijl het toenmalige kabinet toch plechtig beloofd had de politie nog slechts voor de echte zaken in te zetten, bleef de burgemeester erin volharden fietsers die nog wél bereid waren naar hun werk te fietsen rond 7.00 uur in een ijskoude winterse oostenwind van de fiets te trekken.
In de Schilderswijk en andere wijken waar de mens op dat moment nog op één oor lag of de eerste plannen smeedde voor een toekomstige ISIS, of doodsbedreigingen aan het adres van Wilders zat te typen, was echter geen politieagent te bekennen.
Er werd in Den Haag na eerst door boze Turken gekraakt te zijn, een historische synagoge tot moskee omgebouwd. En dat kon makkelijk, want de Joden van de Wagenstraat en omgeving waren tijdens de bezettingsjaren al omgebracht met hulp van de gemeente Den Haag en de plaatselijke politie. Waarom de Turken wel een synagoge maar geen kerk kraakten, want daar waren de bezoeken ook sterk afgenomen, heeft destijds niet tot nadenken uitgelokt, maar blijkt nu toch in een heel ander perspectief te plaatsen.
Maar er was meer. Na iedere ramadan slenterde een lange stoet boze moslims van de Amerikaanse naar de Israëlische ambassade om daar voor het eerst in Nederland openlijk, maar dan wel in een exotische taal, antisemitische teksten te vervoeren. Dat het uiteindelijk uit kwam, was meer toeval dan wijsheid.
Dat het eerste kunstwerk in Nederland dat de boze baarden niet beviel en dus weggehaald diende te worden toevallig in de Openbare Bibliotheek van Den Haag hing, was misschien toch niet zo toevallig. Toen vond men het nog begrijpelijk dat lange tenen zwaarder wogen dan het recht op kunstuiting. Al was dat wel even anders toen Joden zich door het toneelstuk Het vuil, de stad en de dood van de enge Duitser Rainer Werner Fassbinder met antisemitische stereotiepen beschimpt voelden, en gans links Nederland voor de uitvoering was. Het toneelstuk kwam dus uiteindelijk toch op de planken, de opera Aisha dus niet, want Joden kwetsen kon, moslims niet, volgens de vertederende hersenkronkels van de linkse mens.
Enkele jaren geleden kreeg ik een alarmerend bericht binnen. Een oudere vrouw en haar zoon – haar moeder kon zich aan een zeker lot in Auschwitz onttrekken omdat ze tijdens de bezettingsjaren in een Haagse kerk kon onderduiken – was een der slachtoffers van de Haagse cultuur van ander volk eerst en raakte in een volledig geestelijk isolement in haar ooit aangenaam opgezette woonwijk.
In plaats van een regiment agenten neer te zetten om de zaak daar eens goed in de smiezen te houden, tekende op 5 maart 2010 burgemeester Jozias van Aartsen EEN MACHTINGING TOT BINNENTREDING IN EEN WONING om de keukengeiser van anderhalf jaar oud van deze vrouw te laten inspecteren door de mannen in de lange lederen jassen. Want wegens haar geklaag moesten niet de veroorzakers van de klachten maar werd de klaagster de mond gesnoerd.
Niet veel later kregen niet de illegale en lastgevende bewoners van de wijk een verzoek tot verwijdering, maar juist zij en haar zoon een welwillend aanbod te verhuizen. Een geluk bij een ongeluk, want ze woont nu in volle tevredenheid in een kleine gemeente waar buren elkaars taal spreken en vriendelijk voor elkaar zijn.
Bij een kleine toetsing door ondergetekende bleken achter de autochtone namen van de telefoonnummers ter plaatse geen legale autochtonen maar illegale vreemdelingen te schuilen die geen duimbreed in de weg gelegd werden. Maar Jozias van Aartsen had nu eenmaal zo zijn voorkeuren.
Toen in de door de massa-immigratie volgestouwde wijken de criminaliteit en het geweld minarethoog stegen, bedachten zalvende theedrinkers het plan der buurtvaders. Dat plan kreeg zelfs de Hein Roethof-prijs toegekend. Maar in de dagen dat in verscheidene probleemwijken van het land buurtvaders tot diep in de nacht over straat slopen, liet ik er al geen misverstand over bestaan dat een parapolitiële organisatie van moslims in wijken waar toen nog een gemengde bevolking woonde een voorbode zou worden van erger.
Dat sedert de stichting van het leger van buurtvaders de criminaliteit niet afnam, het geweld juist toenam, en moslims zelfs zodanig doorschoten in de radicalisering dat die zoals uit afgelopen weken bleek ongehinderd door de nette medemoslims en buurtvaders, antisemitische joelfeesten konden houden en Jozias van Aartsen er een goedgekeurd op kon stempelen, zal echter niet alleen Joden de rillingen over de rug bezorgen. Die vormen, zoals ik hier onlangs nog schreef slechts de kanarie in de kolenmijn.
Het was Bob Smalhout die op 22 november 2003 in de Telegraaf, in een tijd toen dat nog volstrekt niet door de beugel kon, het Hamas, Hamas Joden aan het gas (zo lang is dat dus al aan de gang!) door moslims, met de straatschenders van de SA tijdens het Duitse interbellum vergeleek.
Vrijwel de gehele linkse tearoom duikelde moraliserend over hem heen. Toen ongeveer was het nog mogelijk een keerpunt in te lassen om erger te voorkomen. Maar het legertje van stads- en landsbestuurders koos voor pappen en nathouden. Terwijl de politie toekeek en Pechold uitriep dat bij antisemitische spreekkoren niet aan het ergste gedacht moest worden, ging het van kwaad tot erger en schreeuwen met regelmaat stromen moslims nu hun haat uit.
Met de geest uit de fles, weet je dat je die niet meer door de slanke flessenhals teruggeduwd krijgt. Een dorpsgek die niet eens in staat was zijn simpele rechtenstudie te voltooien mocht dan Wilders wegens diens standpunt over de toetreding van Turkije tot de EU uit de VVD geflikkerd hebben, nu de VVD zelf een vent in dienst heeft die het antisemitisme accepteert, wordt het voor die partij moreel heel erg problematisch.
Want Jozias van Aartsen die toestond vanaf daken van gewone woonhuizen luidsprekers à la Hitler in zijn beste dagen maar dan op zijn Arabisch over het Haagse volk te laten schallen, die uitsprak dat hij de teruggekeerde ISIS-moordenaars met rust zou laten en nu tot twee keer toe in Den Haag antisemitische joelfeesten toegelaten heeft, is wel een prominent lid van die VVD.
De stad waar ondergetekende zich niet meer veilig voelde en dus verliet staat nu nummer 1 als jihadcity te boek. Ik heb het allemaal zien opkomen en voel me opgelucht dat ik er niet meer woon.
Maar Jozias van Aartsen zit er nog steeds.